Ik droom van je, mama. Ik weet dat ik droom maar toch is het echt. Ik zoek je overal. Ik kijk in alle kamers van het huis.

Telkens zie ik je, ik loop naar je toe, maar je bent er niet en ik weet dat het niet kan. Maar je bent ergens en ik moet bij je zijn.  Ach, daar ben je, ik loop naar je toe, ik voel je armen al om me heen, die warme geborgenheid die alleen jij kunt schenken, maar de zeepbel spat uiteen en ik schrik wakker. Ik voel weer die lege koude plek, waar jij hoort te zijn, ik mis je, mama. Ik heb lang gedacht, mama, dat je op reis was en plots weer thuis zou komen. Ik begin nu, na een jaar pas, te beseffen dat je nooit meer thuiskomt. Ik kan dit niet aan papa vertellen, dan schrikt hij en wil hij me naar de psychologe sturen. Mag ik het jou vertellen in mijn dagboek of tegen je foto, mama? 

Als kinderen iets of iemand verliezen, maken ze evengoed een rouwproces door. Soms gaat het om ingrijpende verliezen, bijvoorbeeld van een ouder of een beste vriendin of een broer of een zus. Over het algemeen hebben kinderen de draagkracht om hiermee om te gaan, zolang ze gedragen worden door volwassen hechtingsfiguren. Ze mogen jouw verdriet en pijn zien, in een gezonde mate zorg dragen voor jou, maar maak van hen niet de volwassenen die ze niet zijn. Het is niet hun taak om jou te dragen. Ze moeten ook nog onbezorgd kind kunnen zijn, in hun vertrouwde en veilige omgeving. Ook kinderen rouwen verschillend. Geef ze hun eigen ruimte. Sommigen stellen het uit om stil te staan bij het verlies, tot ze eraan toe zijn of de omgeving veilig genoeg is. De één praat er graag over, de ander zwijgt liever. De één laat kaarsjes branden, de ander zoekt op de sociale media naar verhalen over de overledene.

 

Johan Maes, ‘Gehavend’, Witsand Uitgevers, 2015